De zon straalt. Badgasten krioelen onbekommerd over het strand. Als in een mierennest. Die ogenschijnlijke chaos heeft een hypnotiserende werking op haar onrustige geest. Minutenlang staart ze omlaag. Veilig op het dakterras, twaalf hoog. Dit penthouse had haar thuis moeten worden. Maar de prijs die zij daar dagelijks voor betaalt is hoog. Na een moeizaam huwelijk heeft hij haar opgeraapt. Haar hang naar liefde en luxe belonend en bespelend. Langzaam maar zeker werd zij de speelbal van zijn nukken en verloor zij haar identiteit. Ze loopt naar de rand. Aarzelend. De zee is rustig maar golven van emotie overspoelen haar gedachten. Ze kan niet meer, wil niet meer.‘Helena?’ Ze verstijft, draait zich langzaam om en glimlacht. Nog één keer. Ze valt, eindeloos. De onthutste man op grote hoogte achterlatend. Zijn stem sterft langzaam weg. De roep van de zee wordt luider. In een opwelling spreidt zij haar armen. Vleugels van licht ontvouwen zich. Gedragen door de wind, bevangen door verlangen vlindert zij over het wateroppervlak. Rakelings langs herinneringen. Mooie en minder mooie, geestige en naargeestige. Eindelijk ziet zij zichzelf. In al haar puurheid. Liefde omringt haar. Niets is meer belangrijk. Niets geeft haar vrijheid. En niets houdt haar vast. In een innige omhelzing. Nu voelt zij de koesterende warmte die zij zo heeft gezocht. Die onvoorwaardelijke liefde die hier zo vanzelfsprekend is. De zee zingt het lied van haar hart. Helena glimlacht, zij is uit het diepe. Voor altijd.