Zo’n man

Er wandelt een man de tuin in. Een mooie man. Lang, blond, goed gekleed, zonnebril in het haar en een glimlach om de mond. In een paar seconden is hij bij de achterdeur en stapt hij over de drempel mijn wereld binnen. 

Zijn opvallend blauwe ogen verwarmen direct mijn hart. Ik voel twee sterke armen om me heen, een hand kroelt snel door mijn haar en zijn vrolijkheid neemt bezit van mij. ‘Alles goed?’ 

Zonder het antwoord af te wachten hoor ik hem de trap op gaan. Een moment later is hij terug. Ik kijk naar hem en herken de ogen van mijn moeder, de bewegingen van mijn jongste broer in het kind dat een man is geworden. Mijn zoon...

waar anno 2016 iedere dag mijn hart naar uit gaat en waar ik elke minuut van de dag zo trots op ben.

Herinnering

Vrijdag 6 november 2004. Ze is moe, heel erg moe. En niet alleen. Links van haar zit haar dochter. Deze kijkt bezorgd en praat op zachte toon met haar beide broers. Op het kleine bankje aan het voeteneinde hangt haar oudste zoon. Vlak ernaast haar jongste, ontspannen in de schommelstoel. Dat heeft ze goed gedaan, vindt ze. Drie mooie kinderen waar ze een fantastische band mee heeft en waar ze zo trots op is. Ze is blij met hun gezelschap.

Haar ogen worden zwaarder. Ze zou zo graag iets willen zeggen, maar het lukt haar niet. Ze luistert naar het gesprek en voelt in de luchtige conversatie een lichte spanning. Ze maken zich zorgen, denkt ze. Om haar, weet ze. Het heeft iets grappigs, want zij maakt zich nu juist zorgen om hen.

Ze voelt zich wegzakken. Het voelt alsof ze wordt opgepakt door een warme wolk. Ze ziet haar oudste zus binnenkomen. ‘Kom’, zegt zij zonder woorden. ‘Het is mooi geweest. Je mag nu mee.’ Ze aarzelt. Ze wil heel graag mee, maar zomaar weggaan... nee, nog niet.

Met moeite opent zij haar ogen. Het is even na middernacht. De kinderen kijken stil televisie. Midzomernachtdroom. Ze glimlacht en gaat met haar blik het kleine kringetje rond. Ze wil hen niet langer laten wachten. Morgen hebben zij hun eigen gezin om voor te zorgen. En voordat ze thuis zijn…

Ze sluit haar ogen. De vermoeidheid stroomt uit haar lichaam en ze ervaart een gelukzalig gevoel van rust. Haar oudste zus staat nu naast haar en pakt haar hand. ‘Kom nu, je dochter redt het wel. Net zei ze het nog tegen je: Mam, maak je geen zorgen om ons. Denk nu alleen aan jezelf.’ Het is waar. Het is tijd, tijd om zich over te geven aan de liefhebbende warmte.


Een jaar later

Daar komt ze. Haar dochter. Als altijd met een flinke bos tulpen en een vrolijke lach. Een lach die het verdriet niet kan verdoezelen. Het doet haar pijn dat zij dit niet kan wegnemen. Hoe graag zou ze haar meisje zeggen dat het goed met haar gaat. Pijn, droefheid, strijd, het is er niet meer. De bos bloemen wordt keurig aan haar voeten gezet en de lantaarn van een nieuw lichtje voorzien. Dag lieverd, dank je wel.


Jaren later

In korte tijd is er zoveel veranderd en toch eigenlijk niets. Ze heeft de pijn en het gemis nu echt achter zich kunnen laten. Soms, wanneer ze de tranen bij haar dochter voelt, heeft ze de kracht om haar te laten weten dat het goed met haar gaat. In dromen en daden. ‘Lieverd, mijn vader en zus zijn hier bij mij, samen met jouw twee kleine meisjes. Vergeet de pijn. Herinner je de leuke, lieve dingen. Ik ben eindelijk thuis.’ Het is goed zo.
herinnering1

Memento mori

Kopje thee, krantje. Haar zaterdagochtendritueel. Daar staat het, zwart op wit. Ze slikt en laat haar gedachten teruggaan in de tijd. Naar haar jeugdjaren, naar een verleden waarin alles toekomst had. Naar haar held, haar voorbeeld, haar vader.

Ze nipt aan haar thee en realiseert zich dat zij twintig jaar geleden al afscheid van hem heeft genomen. Nooit twijfelde zij aan die beslissing. Niet op haar huwelijksdag, niet toen haar kinderen geboren werden. Hij wilde geen vader zijn en zeker geen opa.

Heel even vraagt ze zich af waarom ze niet huilt. Er zijn geen tranen meer. Die zijn allemaal gehuild. Toen, in de tijd dat de man in het familiebericht langzaam maar zeker het leven van haar vader beëindigde.

Loslaten

Ze is verliefd. Zo verliefd op zijn lieve glimlach en die staalblauwe ogen die haar soms vragend, soms plagend aankijken. Samen verkennen zij het leven, leren van elkaar en bouwen aan zijn toekomst. Hij kan niet zonder haar.

Mooie momenten zijn dierbare herinneringen geworden. De verliefdheid is een diep houden van geworden. Ze zijn niet langer onafscheidelijk. Hij kan zonder haar.

Hij is verliefd. Zo verliefd op haar lieve glimlach en stralende ogen. Zij verkennen het leven, leren van elkaar en bouwen aan de toekomst. Samen gaan ze veel mooie momenten beleven.

Ze kijkt hen na, glimlacht. Even huppelt daar haar kleine, blije mannetje. Dan draait het stel zich om. Ze zwaait naar twee prachtige volwassenen en hoort: “Daag, mam.”

Uit het diepe

De zon straalt. Badgasten krioelen onbekommerd over het strand. Als in een mierennest. Die ogenschijnlijke chaos heeft een hypnotiserende werking op haar onrustige geest.

Minutenlang staart ze omlaag. Veilig op het dakterras, twaalf hoog. Dit penthouse had haar thuis moeten worden. Maar de prijs die zij daar dagelijks voor betaalt is hoog.

Na een moeizaam huwelijk heeft hij haar opgeraapt. Haar hang naar liefde en luxe belonend en bespelend. Langzaam maar zeker werd zij de speelbal van zijn nukken en verloor zij haar identiteit.

Ze loopt naar de rand. Aarzelend. De zee is rustig maar golven van emotie overspoelen haar gedachten. Ze kan niet meer, wil niet meer.‘Helena?’ Ze verstijft, draait zich langzaam om en glimlacht. Nog één keer.



Ze valt, eindeloos. De onthutste man op grote hoogte achterlatend. Zijn stem sterft langzaam weg. De roep van de zee wordt luider. In een opwelling spreidt zij haar armen. Vleugels van licht ontvouwen zich. Gedragen door de wind, bevangen door verlangen vlindert zij over het wateroppervlak. Rakelings langs herinneringen. Mooie en minder mooie, geestige en naargeestige. Eindelijk ziet zij zichzelf. In al haar puurheid.

Liefde omringt haar. Niets is meer belangrijk. Niets geeft haar vrijheid. En niets houdt haar vast. In een innige omhelzing. Nu voelt zij de koesterende warmte die zij zo heeft gezocht. Die onvoorwaardelijke liefde die hier zo vanzelfsprekend is. De zee zingt het lied van haar hart. Helena glimlacht, zij is uit het diepe. Voor altijd.

Sleutel tot succes

Directiesecretaresse, mijn eerste baan bij een bedrijf waar mannen de cultuur bepaalden. Van de vrouwvriendelijke directeur kreeg ik direct het volste vertrouwen en de nodige verantwoordelijkheid. Niet slecht voor een jong dametje.

In die mannenwereld bleek ik al snel een succes. Zodra ik mijn kantoor verliet, stonden de mannen op de gang. Ik werd overladen met complimentjes en kreeg blozend veel aandacht. Zeker wanneer ik de directeur voor de zoveelste maal van koffie ging voorzien, was het een drukte van belang bij de koffieautomaat.
koffie
Dankzij opmerkingen als ‘Wat doe jij dat goed, meisje’ en ‘Lieverd, doe mij een bakkie’ begreep ik dat de directeur mij de sleutel tot succes in handen had gegeven. Die van het verse kopje koffie. Gratis.

De laatste keer

Ik stop met geloven dat beloften oprecht gemeend zijn.

Ik stop met denken dat afspraken nagekomen worden.

Ik stop met hardlopen voor zinloze zaken.

Ik stop met investeren in kansloze contacten.

Ik stop met wachten op antwoorden die niet komen.

Ik stop met hopen dat het kwartje valt.

Ik stop met altijd attent zijn.

Ik stop met initiatieven nemen.

Ik stop met vallen in bodemloze putten.

Ik stop met uitleggen, verwachten, verbazen en verwoorden.

Ik stop met trekken aan dat dode paard.

Ik stop ermee. Dit is de laatste keer.




Ik ben gestopt met denken dat ik dit alles kan.

Want die laatste keer zal nog lang op zich laten wachten.

Die allerlaatste keer, voor ik er echt mee stop.

Overvallen

De bel. Ze opent de voordeur en kijkt in de ogen van haar jeugdliefde.  Een bekende stem legt uit: “Sorry hoor, voor dit onverwachte bezoek. Maar ik ben zo blij dat ik je gevonden heb. Vraag me al zolang af hoe het jou is vergaan de afgelopen 15 jaar.” Ze gaat hem voor naar binnen. “Kopje koffie?”  

Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is zit hij daar. Aan haar keukentafel verhalend over hoe moeilijk hij het vond toen zij na hun schooltijd de relatie beëindigde en hoe het leven hem daarna niet meer wilde toelachen. “Kom even naast me zitten,” zegt hij zacht. Ze voelt zich schuldig, aarzelt en denkt: ‘Nee, dat niet!’ Het is haar laatste gedachte.

Verslaafd

Hij speelt de hele dag door haar hoofd. Haar eerste gedachte is voor hem, haar laatste voor het slapengaan ook. Ze hoort hem roepen, in de verte en dichtbij. Ze ziet hem in haar dromen en in haar waken. Ze kan hem ruiken, zelfs proeven als zij goed haar best doet.  Ze sluit haar oren en haar ogen. Luistert niet, wil niet luisteren. Of is de verleiding  te groot?

Daar ligt hij. In al zijn glorie. Zo voor het grijpen. Haar hand beweegt zijn kant op. Hij glimt en verleidt. Zij biedt weerstand, strijdt, wil niet toegeven maar laat zich versieren en denkt:‘Dit is echt de laatste keer.’ In één beweging verdwijnt hij in haar mond: die verrekte kersenbonbon.

Het

“Zeg, mag Het nu eindelijk weg?”

Met gemengde gevoelens ziet zij Het liggen. Een kop, een lijf en een voetstuk. Ze weet nog precies waar en wanneer haar jongste het uitzocht. Een cadeau voor oma, want het leek op hem. Een 50 cm hoog beeldje van een ondeugend jongetje met een hondje aan zijn voeten. Onooglijk, maar jarenlang trots overeind op oma’s kastje. Datzelfde meubeltje staat nu in haar kamer. Met die herinnering erop. Kapot.

“Het ligt hier al maanden. Wat moet je er nog mee?”

Met een brok in haar keel ziet zij haar man de drie brokstukken in de container dumpen. In de verte nadert de vuilniswagen. En daar gaat Het. Een zo dierbaar aandenken verworden tot afval.