De laatste keer

Ik stop met geloven dat beloften oprecht gemeend zijn.

Ik stop met denken dat afspraken nagekomen worden.

Ik stop met hardlopen voor zinloze zaken.

Ik stop met investeren in kansloze contacten.

Ik stop met wachten op antwoorden die niet komen.

Ik stop met hopen dat het kwartje valt.

Ik stop met altijd attent zijn.

Ik stop met initiatieven nemen.

Ik stop met vallen in bodemloze putten.

Ik stop met uitleggen, verwachten, verbazen en verwoorden.

Ik stop met trekken aan dat dode paard.

Ik stop ermee. Dit is de laatste keer.




Ik ben gestopt met denken dat ik dit alles kan.

Want die laatste keer zal nog lang op zich laten wachten.

Die allerlaatste keer, voor ik er echt mee stop.

Overvallen

De bel. Ze opent de voordeur en kijkt in de ogen van haar jeugdliefde.  Een bekende stem legt uit: “Sorry hoor, voor dit onverwachte bezoek. Maar ik ben zo blij dat ik je gevonden heb. Vraag me al zolang af hoe het jou is vergaan de afgelopen 15 jaar.” Ze gaat hem voor naar binnen. “Kopje koffie?”  

Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is zit hij daar. Aan haar keukentafel verhalend over hoe moeilijk hij het vond toen zij na hun schooltijd de relatie beëindigde en hoe het leven hem daarna niet meer wilde toelachen. “Kom even naast me zitten,” zegt hij zacht. Ze voelt zich schuldig, aarzelt en denkt: ‘Nee, dat niet!’ Het is haar laatste gedachte.

Verslaafd

Hij speelt de hele dag door haar hoofd. Haar eerste gedachte is voor hem, haar laatste voor het slapengaan ook. Ze hoort hem roepen, in de verte en dichtbij. Ze ziet hem in haar dromen en in haar waken. Ze kan hem ruiken, zelfs proeven als zij goed haar best doet.  Ze sluit haar oren en haar ogen. Luistert niet, wil niet luisteren. Of is de verleiding  te groot?

Daar ligt hij. In al zijn glorie. Zo voor het grijpen. Haar hand beweegt zijn kant op. Hij glimt en verleidt. Zij biedt weerstand, strijdt, wil niet toegeven maar laat zich versieren en denkt:‘Dit is echt de laatste keer.’ In één beweging verdwijnt hij in haar mond: die verrekte kersenbonbon.

Het

“Zeg, mag Het nu eindelijk weg?”

Met gemengde gevoelens ziet zij Het liggen. Een kop, een lijf en een voetstuk. Ze weet nog precies waar en wanneer haar jongste het uitzocht. Een cadeau voor oma, want het leek op hem. Een 50 cm hoog beeldje van een ondeugend jongetje met een hondje aan zijn voeten. Onooglijk, maar jarenlang trots overeind op oma’s kastje. Datzelfde meubeltje staat nu in haar kamer. Met die herinnering erop. Kapot.

“Het ligt hier al maanden. Wat moet je er nog mee?”

Met een brok in haar keel ziet zij haar man de drie brokstukken in de container dumpen. In de verte nadert de vuilniswagen. En daar gaat Het. Een zo dierbaar aandenken verworden tot afval.

Wat was

Eenzaam en alleen lig je daar. Tegen beter weten in wachtend op zijn aandacht, zijn aanraking en zijn warme voeten. Niets van dat alles. Hij loopt je voorbij, negeert je en gaat er zelfs met een ander vandoor. Een ander stel! Wat voel je je gebruikt, afgedankt. Terwijl jij en jouw wederhelft zo graag met hem op pad gingen.

sokJe begrijpt het. Je bent ouder geworden, lubbert hier en daar, gedraagt je soms als een geitenwollen sok en je teint is niet meer wat het geweest is. En nu jouw maatje je onverwachts verlaten heeft, is zijn belangstelling compleet verdwenen. Jij mag niet meer met hem mee, nooit meer in zijn schoenen staan. Je bent verworden tot… wat was.